Bob Heeren

Column Bob Heeren: “Onder de leden”

Onder de leden

Buiten is het dertig graden en binnen in het sponsorhome hebben de leden het oog op morgen.

Nou ja, de leden: ik tel op deze algemene ledenvergadering of ALV ongeveer veertig stemgerechtigde bezoekers. Dat is met een ledental van 1.350 een opkomst van zo’n 3%.

Het bestuur zit achter een tafel die ik nogal ver verwijderd vind staan van waar de eerste leden zitten. Het bestuurslid dat spreekt, staat op en blijft staan, alsof het om een plechtige getuigenis gaat.

Penningmeester Remco van den Bosch laat op een groot scherm de begroting voor het nieuwe seizoen zien. Hij legt het voorzichtigheidsbeginsel uit. Dat komt hierop neer.

We rekenen ons pas rijk als de inkomsten werkelijk binnenkomen, maar de kosten tellen we alvast mee. Dus houden we volgend jaar hopelijk meer over dan vijfhonderd euro begrote winst. En dan moet het wel meezitten met corona en de energieprijzen.

Ik weet het zeker: een begroting is een kwestie van weloverwogen gokken. De over het algemeen mannelijke bezoekers van de ALV kijken toen en zwijgen. Ze drinken koffie en eten een Petitfour met clublogo.

De voorzitter stelt een gesloten vraag:

“Als u het met de begroting eens bent vraag ik u om uw hand op te steken”.

Ik zie her en der handen de lucht ingaan. De voorzitter telt ze niet. De begroting is aangenomen.

Dan komen er zowaar vragen. Over hoe het nou toch kon dat iemand uit de mannenselectie opeens in zijn onderbroek in het secretariaat stond, toen daar kleding werd ingezameld voor Oekraïne.

Mijn gedachten dwalen af tijdens de discussie over het antwoord op die vraag. Ik zie voor me dat de betreffende selectiespeler zijn kleding wilde doneren, op een onderdeel na dan.

We zijn nauwelijks een halfuur bezig en het is alweer pauze. Ik vind dat typisch Rijnsburgs. Alleen praten als je iets te zeggen hebt en dan ook duidelijk zijn. Dus niet zeuren om niks.

Vroeger deed een medelid van mijn tennisvereniging dat wel. In die tijd maakte ik met een vriend het magazine van die vereniging en schreven wij daarin (vonden wij) leuke en licht prikkelende verhalen met grappige illustraties.

Dat kwam ons tijdens een ALV op forse kritiek te staan. Het medelid in kwestie zei dat wij ‘onnodig studentikoze’ proza schreven. Hij merkte op dat hij niet alleen stond en wees op een ingezonden brief van een verder voor hem onbekende schrijver.

Pas veel later vertelden wij hem dat wij die brief hadden geschreven.

Ik schrik op uit mijn dagdromen als het stemgeluid van voorzitter Ad Hendriksen door de speaker vlak bij mijn hoofd dreunt.

Ad spreekt tegen penningmeester Marcel Wolthaus, die na zeven jaren afscheid van het bestuur neemt. Ad lijkt enigszins door de hitte bevangen als hij zegt dat Marcel “de plek op de zere vinger kon leggen of, nou ja: de vinger op de wond”. In ieder geval snapt iedereen wat Ad bedoelt en zeker ook Marcel, die voortaan als lid van verdienste op de tribune zit.

Dan introduceert Ad Peter Zandbergen, die de nieuwe voorzitter van de club zal worden. Peter is voormalig rozenkoning en nog steeds voetbalvader. Hij is opgegroeid bij de club, uitgevlogen en teruggekeerd, net als zijn vrouw Carmen, jarenlang het gezicht van het sponsorhome.

Peter zegt dat hij een heel relaxed leven had, maar zonder uitdagingen. Peter begrijpt dat daarin snel verandering komt. De vergadering heet hem welkom met applaus dat meer zegt dan alleen woorden.

De komst van Peter betekent het vertrek van Ad, na negen jaren. Bestuurslid Huig den Hollander staat op en vouwt een papiertje open. Ad mag alleen luisteren.

“Ik heb niet de gave van jou, Ad, dat je alles uit je hoofd doet en dan een beetje slap lult”.

Huig is meteen op stoom. Hij vertelt over de emoties in het dorp toen bleek dat een inwoner van Wassenaar voorzitter van het bestuur van de Uien zou worden.

“Ad is een halve buitenlander. Het is dat zijn moeder een Van den Eijkel is.”

Huig bedoelt dat Ad anders meteen met pek en veren de Brouwerstraat uit zou zijn gedragen.

“Als we je papierwerk in bomen zouden terugrekenen dan valt het Panbos in het niet. Sportief hebben we niks bereikt onder jou. Niet verder in de beker, geen kampioen geworden, eigenlijk heb je dus alleen geld gekost.”

Het gezicht van Ad is een soort toverbal. Hij grijnst, hij staart en ik zie ontroering. Hij heeft negen jaar lang alles voor de club gegeven.

Ad krijgt een speldje als bewijs dat hij voortaan erelid is. Toch weet ik: dat is alleen het topje van de ijsberg van waardering die je ooit van Rijnsburgers kunt krijgen.

Als ze je gaan plagen en bespotten: dan houden ze pas echt van je.

Uiteindelijk vind ik Rijnsburgers niet zo heel moeilijk te ontleden.