Na een valse start (lange schorsing na een rode kaart in de wedstrijd tegen IJsselmeervogels) is Jeroen Hessing de leider in de achterhoede bij Rijnsburgse Boys. Na vier seizoenen Spakenburg is hij ervan overtuigd bij Rijnsburgse Boys een nieuwe uitdaging gevonden te hebben. De geboren Amstelvener vindt het een logische volgende stap in zijn carrière.
Nu ook op de website het interview dat in de presentatiegids is opgenomen.
Hoe is jouw overstap van Spakenburg naar Rijnsburgse Boys verlopen?
“Nadat ik mijn vertrek bij Spakenburg bekend had gemaakt ben ik door best wel wat clubs benaderd en kwam ik ook vrij snel ik gesprek met Rijnsburgse Boys. Er waren eigenlijk maar twee clubs waarvan ik hoopte dat ze mij zouden bellen en daarvan was Rijnsburg er één. Na mijn eerste gesprek met Ed Bos en Niek Oosterlee was ik er al redelijk van overtuigd dat dit een club, en vooral een trainer, was die bij mij paste. Dat is natuurlijk altijd afwachten maar het gevoel was voor mij direct goed en dat vond ik belangrijk. Na nog twee gesprekken met Ed hebben wij het afgerond en ben ik blij met mijn nieuwe club.
Je hebt bij Rijnsburgse Boys voor twee jaar getekend. Was dat jouw eigen wens of een voorwaarde van de club?
“Rijnsburgse Boys wilde graag dat ik voor twee jaar zou tekenen. Overigens is het wel zo dat de club een optie op het tweede jaar heeft. Dus als het eerste seizoen, om welke reden dan ook, geen succes wordt dan is er een mogelijkheid dat de club het bij één jaar laat. Dit zal rond de winterstop worden geëvalueerd en uiterlijk voor 1 februari besloten. Ikzelf heb daar geen problemen mee. Gezien mijn geschiedenis met de knieklachten die er zijn geweest begrijp ik wel dat de club enigszins de risico’s wil beperken. Ik richt mijzelf er in ieder geval op om fit aan de competitie te beginnen en veel wedstrijden te gaan spelen om op die manier een belangrijke speler te worden bij Rijnsburgse Boys.”
Welke wedstrijden tussen Spakenburg en Rijnsburgse Boys uit drie jaar Topklasse staan jou nog het meeste bij?
“Wat mij direct te binnen schiet, en je kan het eigenlijk geen wedstrijd noemen, zijn de 13 minuten die moesten worden overgespeeld op de Middelmors. Dit kwam doordat de scheidsrechter Danny van de Meiracker wel zijn tweede gele kaart van de wedstrijd gaf maar hem vervolgens niet met rood van het veld stuurde… De grensrechter bleek bij zijn eerste gele kaart per ongeluk het verkeerde rugnummer te hebben genoteerd en hij mocht blijven staan. Uiteindelijk besloot de KNVB dat de 13 minuten waarin hij ten onrechte meespeelde moesten worden overgespeeld. Wij zijn die 13 minuten eigenlijk best simpel doorgekomen en hadden de 0-1 voorsprong zelfs kunnen uitbreiden met tien man.
Ook de wedstrijd in Spakenburg in datzelfde seizoen kan ik mij goed herinneren. We hadden vroeg in de wedstrijd achter kunnen komen maar Kevin Winter miste een penalty. Daarna was Spakenburg oppermachtig en won met 5-1. Dat jaar werd Spakenburg ook uiteindelijk kampioen met één punt voorsprong op Rijnsburg.”
Na succesvolle jaren beleefde je bij Spakenburg een sportieve dip. Kun je zoiets voorkomen en zo ja, waar moet Rijnsburgse Boys dan voor oppassen?
“Het afgelopen seizoen bij Spakenburg was zeker een domper. We hadden gehoopt na het kampioenschap weer mee te doen om de prijzen. Al vrij snel was duidelijk dat dat er zeker niet in zat. Erger nog, wij hebben tot de laatste dag moeten vechten voor handhaving. Gelukkig lukte dat wel en hebben wij het seizoen kunnen afsluiten met een feestje. Voor mij persoonlijk was het ook een matig seizoen. Mede door een schorsing van acht wedstrijden is het niet geworden wat ik ervan had verwacht. Ik denk dat er na het kampioenschap teveel veranderd was binnen het elftal. De trainer en een aantal basisspelers gingen weg dus wij konden eigenlijk weer opnieuw beginnen. Het zou volgens mij beter zijn om na succes erop voort te borduren zoals Achilles’29 al een aantal jaren doet. En een spits die makkelijk scoort is ook altijd meegenomen… Maar uiteindelijk is saamhorigheid binnen een elftal en een goede sfeer het meest belangrijk om tot succes te komen. Dat ontbrak er aan en dan zie je hoe moeilijk je het kan krijgen in zo’n seizoen.”
Vanwege een ernstige knieblessure moest jij jouw carrière als profvoetballer vaarwel zeggen. Heb jij lang moeten wennen aan de nieuwe status als amateur?
“Nee. Ik heb de eerste drie jaar bij Almere City meegemaakt. De jaren daarvoor speelde ik er al, alleen toen in de Hoofdklasse. Ik heb dus tegelijk met de club de stap van Hoofdklasse naar Jupiler League gemaakt. Eigenlijk voel ik mij beter thuis op dit niveau dan in het betaalde voetbal. Voetballend kon ik het makkelijk aan en er was, totdat ik die blessure kreeg, ook redelijk wat interesse van andere clubs, ook uit de Eredivisie. Maar toen die knieblessure kwam gooide dat roet in het eten en heb ik in mijn laatste contractjaar niet één wedstrijd kunnen voetballen. Er werd mij zelfs geadviseerd om helemaal te stoppen met voetbal. Toen ben ik dus weer bij Spakenburg de Hoofdklasse ingegaan en qua sfeer past dat ook beter bij mij. Op hoog niveau voetballen maar niet alles draait om voetbal. Dat vind ik wel prettig.”
Is het je vervolgens ook gelukt om een maatschappelijke carrière op te bouwen?
“Ik kom uit een markt familie. Mijn opa is ruim vijftig jaar geleden begonnen op de markt in aardappelen. Dat werd al snel Groenten en Fruit. Mijn opa is inmiddels alweer tien jaar geleden overleden en mijn vader is er vijf jaar geleden mee gestopt wegens gezondheidsproblemen. Dus samen met mijn oom sta ik nu op de markt. Dit werk deed ik ook al tijdens mijn periode in het betaalde voetbal alleen maakte ik toen minder uren.”
Bekend is dat jij geen top fit lichaam hebt en daardoor in de week voldoende rust moet nemen om op zaterdag te kunnen vlammen. Welke afspraken heb jij hierover gemaakt met de technische staf van Rijnsburgse Boys?
“Na een wedstrijd heb ik vaak twee tot drie dagen wat meer last van mijn knie. De ene keer wat meer dan de andere keer. Ook vanwege mijn werk, met veel tillen en de hele dag op je benen staan, is het soms wat zwaarder om fit te verschijnen op een training. Bij Spakenburg trainde ik maandag nooit. Dan bleef ik binnen voor verzorging en wat krachttraining. Simpelweg omdat ik daar meer baat bij heb dan wanneer ik het veld opga. Concrete afspraken hebben we hierover nog niet gemaakt. Het is wel ter sprake gekomen en de trainer (Niek) snapt mijn situatie en ik denk dat wij daar probleemloos uit zullen komen.”
Hoe typeer jij jouw eigen speelstijl als centrale verdediger?
“Eigenlijk ben ik in de loop der jaren gewoon puur een mandekker geworden. Toen ik een jaar of 20 was wilde ik elke bal van achteruit hebben om de opbouw te starten. Dat vond ik eigenlijk belangrijker en leuker dan een man uitschakelen. Ik schakel nu gewoon een spits uit, op welke manier dan ook. In de lucht ben ik moeilijk te verslaan en ik ben sterk in duels. Dat is waar ik mij tijdens een wedstrijd op focus. Opbouwend zou ik meer bij kunnen dragen maar vaak staat er een goede voetballer naast mij die dat gedeelte verzorgt. Ik coach veel in de achterste lijn omdat je dan makkelijker dingen kan maken voor elkaar.”
Bij Spakenburg was jij aanvoerder; binnen welke termijn ga jij de geel-zwarte aanvoerdersband dragen?
“Haha, meteen natuurlijk! Nee… Dat is niet iets waar ik mij mee bezighoud. Ik vind dat een aanvoerder langer bij een club hoort te spelen dan één jaar. Ik moet mijn weg nog vinden bij Rijnsburgse Boys en ken de club en de supporters nog nie
t. Wie weet ooit in de toekomst maar voor dit moment denk ik dat die band bij de goede persoon zit.”
Kunnen we leden van de familie Hessing als trouwe supporters verwelkomen op de Middelmors?
“Mijn vader is bijna bij iedere wedstrijd die ik de afgelopen tien jaar heb gespeeld aanwezig geweest. Dus die gaan jullie zeker veel zien, zowel in uit- als thuiswedstrijden. Hij is alleen wat moeilijk te volgen want van de spanning gaat hij meestal rondjes om het veld lopen en staat dus bijna nooit op één plek. Mijn moeder en vriendin komen als het kan ook redelijk vaak kijken. Dan heb ik nog een broer die zelf ook voetbalt, die komt ook geregeld kijken, soms met en soms zonder zijn vriendin. Het is afwachten of de extra reistijd hen niet zal afschrikken maar daar ben ik niet bang voor.”