Nico Glasbergen

Column Nico Glasbergen: Je suis furieux

Ik heb er zo’n hekel aan hè. Zo’n hekel. Ik haat het. Het lijkt wel op een tsunami tegenwoordig. Een stortvloed. Op je telefoon heb je er een emoticon voor. U weet wel, zo’n afbeelding waardoor je precies weet wat er bedoeld wordt. Vroeger had ik leraren die er ook een handje van hadden. Het is vaak hartstikke badinerend. Bedoeld om een ander terecht te wijzen. Want ja, JIJ hebt iets fout gedaan. Die terechtwijzing komt nogal eens zonder hoor en wederhoor. Het geeft tenslotte een lekker gevoel. Tenminste, bij sommigen wel, zo lijkt het. Vingertje wijzen. Terecht stellen. Hun eigen spiegel hebben ze al een heel tijdje terug zien barsten, omdat die spiegel de keihard reflecterende hypocrisie niet meer aan kon.

Social media is soms echt gif. Menigmaal heb ik al eraan gedacht om het eraf te donderen. Lekker rustig. Even detoxen. Sowieso doet een periode zonder telefoon en dat soort zaken wonderen. Mensen die denken dat ze niet zonder kunnen: dat kunnen ze wel. Maar ook ik ben nieuwsgierig… en gelukkig staan er op bijvoorbeeld Facebook ook leuke dingen. Het weegschaaltje neigt net niet genoeg naar het negatieve door om afscheid van alles te nemen. Dat is het eigenlijk. Want nieuws over favoriete onderwerpen komt me verrot graag snel ter ore.

Als jarenlang wedstrijdverslaggever van de wedstrijden van ons eerste, iets wat ik met drie andere toppers doe, was ik bij de spannende wedstrijd van onze boys tegen HFC in Haarlem. De traditieclub van stand, met een naar nostalgie riekend complex zo oud als de weg naar Rome. Ik hou ervan. Met een geinige kantine. Al schijn ik beter clubhuis te kunnen zeggen, zo vinden ze in Haarlem. Dat bepaal ik zelf wel. Een snackbar noem ik ook geen petit-restaurant.

Soms zie je het aan sommigen hè: er hoeft maar iets te gebeuren en het gaat fout. Frustratie, sensatiezucht, vertroebeld verstand, genotsmiddelen. Sommigen hebben maar één vonk nodig om een nieuwe Hindenburg te veroorzaken. De Zeppelin hangt dan boven je hoofd. Wachtend op het vlammetje.

De wedstrijd was een minuut of tien bezig in de tweede helft. Als Rijnsburgers waren we in de meerderheid, daar langs het veld met de enorme uitloop langs de zijkanten. Problemen verwacht je daar niet. Nooit. Maar het ging toch mis. Ik kreeg al geen fijn gevoel toen ik Feyenoord-liedjes hoorde, terwijl ik toch echt al sinds ik kan praten voor die club ben. Moet je gewoon niet doen. Het werkt altijd provocerend. In feite onschuldig, maar het dient geen enkel doel. Je bent tenslotte niet bij een wedstrijd van die club. Schreeuw dan maar iets over Uien. Kan mij het schelen wat.

“Van Uien ga je janken

Uien zijn niet fijn

Maar wij willen God op onze blote knieën danken

Dat we Uien zijn”

Zoiets. Iets ludieks. Iets waar zelfs Kareltje Coke of Arie Alcohol geen aanleiding in ziet om te gaan rammen. Hou het in ieder geval gewoon bij je eigen club. Maar ja, bepaalde soorten ‘snoepgoed’ werken niet verhelderend voor de geest.

En toen gebeurde wat niemand zeker voor deze wedstrijd zag aankomen. De vlam sloeg in de pan. Want zogenaamde Ajacieden, die zouden zelfs nog van een andere amateurclub zijn, vonden die liedjes niet zo fijn. Het had er in ieder geval mee te maken. Stoelen vlogen door de lucht, een flinke opstoot ontrolde zich voor de ogen van hoofdschuddende omstanders. Ik heb er daarna niet meer naar gekeken. Ik zag wel spelers van ons eerste diep zuchten. Ze baalden van zoveel domheid en primitiviteit. Aanvoerder Roderick Gielisse kon zelfs niet doordringen tot de getroubleerde geest van iemand die bij ons ‘hoorde’. Dat doen bepaalde zaken nou met je. Als ze later wat ouder zijn en ze denken hieraan terug, schudden ze zelf hun hoofd. Wijzer geworden. Laten we het in ieder geval hopen. Want dit was gênant sans limite.

Het kan me niet verrotten wie begon. Je kijkt zelf in de spiegel. Eigen fouten eerst. En niet naar een ander wijzen. Want ook zogenaamd onschuldig zingen werkt niet als er mist in de geesten zit. “Ja, maar…”. Lik m’n reet. Je brengt je club gewoon niet in diskrediet. Dit kunnen we missen als kiespijn. Net als al die berichten in de media die een gewonnen wedstrijd overschaduwen. Of de in en in zielige reacties op Twitter en Facebook. Figuren met een strafblad, hersenlozen en ander ééndimensionaal gespuis, die hun spiegel al lang geleden hebben zien barsten, wijzen met het vingertje. Zelf hebben ze al een kerfstok vol, maar natuurlijk spelen ze even zonder de feiten te kennen voor rechter. De domheid en het gebrek aan zelfkritiek regeert soms zo hevig dat je er wanhopig van wordt.

Ik schaamde me diep, afgelopen zaterdag. Gewoon, voor alles wat ik zag. Met al mijn eigen fouten wist ik: dit kan gewoon echt niet. We hebben bij Rijnsburgse Boys hele trouwe supporters. Van alle leeftijden, die zonder aarzelen naar alle uithoeken van het land reizen om onze toppers te steunen. We gaan onder geen beding accepteren of vergoelijken dat dat in het gedrang komt door een stel hersenlozen. No way. Het is verdomme gewoon klaar nu.

Finit.