Nico Glasbergen

Column Nico Glasbergen: Cum vivit

Cum vivit

Eigenlijk is het ergens best gek dat er een eerbetoon wordt geschreven voor iemand die net overleden is. Niet dat het niet eervol is, zeker wel. Het had alleen voor de persoon die geen zuurstof meer tot zich neemt leuker geweest als hij of zij dat eerbetoon zelf ook nog had kunnen lezen. Ik lees nog wel eens een ‘in memoriam’. Sommigen zijn regelrechte tranentrekkers. In het Leidsch Dagblad staat er regelmatig één, om markante streekgenoten in het zonnetje te zetten. Zeer fraai geschreven, alleen voelen ze dat zonnetje niet meer. Ze liggen onder de grond, of zijn inmiddels tot as getransformeerd. Ergens best jammer voor die persoon. Wat mooie woorden zou je toch bij leven nog mee willen pikken? Daarom pleit ik voor wat meer lovende woorden aan mensen die dat verdiend hebben en bij wie de cel aanmaak nog niet gestopt is. Gezeik hebben we al zat, dat complimentje kunnen sommige mensen best gebruiken.

De eerste alinea ging door mijn complexe geest toen ik aan mijn favoriete jeugdtrainer dacht. Volgens mij heb ik er een stuk of tien gehad, maar deze man sprong er qua plezier en toewijding echt bovenuit: Piet Heemskerk. Piet is waarschijnlijk al meer dan 50 jaar bij Rijnsburgse Boys te vinden, dat kan niet anders. Research heb ik niet gepleegd, voor dit stuk gaat alles uit het blote hoofd. Piet heeft talloze wedstrijden gefloten, hielp mee van alles te organiseren, heeft heel wat videoverslagen van het eerste gemaakt en was – last but not least – jarenlang (jeugd)trainer. En dan noem ik vast nog dingen niet, die hij wel gedaan heeft. Als ik aan Piet denk, denk ik vooral aan één ding: voetballen en nog eens voetballen. Piet was mijn jeugdtrainer in de C3, toentertijd een heerlijk ensemble spelertjes van een jaar of 12/13. En voetballen deden we toen, heel veel.

Piet was namelijk niet voor één gat te vangen. Hagelstenen zo groot als duiveneieren, storm, modder of hitte, we voetbalden. Piet had zo zijn contacten en dus konden we altijd wel ergens terecht als het trainingsveld vanaf oktober weer eens een modderpoel was. Ik zou de gezichten van de huidige generatie wel eens willen zien als ze op zo’n veld moesten spelen. Als het echt te erg was, dan weken we uit. Piet kende iemand bij veiling Flora en dus konden we in noodgevallen trainen in de open kopersruimte. Dat was best gaaf eigenlijk. Er waren doelen beschikbaar en er was ook belijning. Hup, trainen op dat beton. Bereslecht voor je poten, maar een kniesoor die daar om gaf. En als we extra doelen nodig hadden, werd er gewoon een ouderwetse langwerpige lage veilingkar op zijn kant gelegd. Rammen maar. Piet dacht altijd in oplossingen, nooit in problemen.

Onder Piet speelden we ongelofelijk veel wedstrijden. Twee keer per week was eerder regel dan uitzondering. Een onbespeelbaar veld ? Piet regelde het kunstgrasveld van hockeyclub Catwijck (ja, dat schrijf je met een c en ck, dat staat sjiek). Trainen, voetballen, we deden het er allemaal. De bal stuiterde op dat borstelveld, waar je je elke week weer aan open haalde, twee keer zo hoog als op gras, maar wie boeide dat. Ik weet zeker dat veel jongens van mijn team in dat jaar ongelofelijk veel plezier hebben gehad. Piet was best streng, maar rechtvaardig. Voor aanvang van het seizoen kregen we de regels uitgelegd. En ook al had Piet wel wat donderapen onder zijn hoede, excessen bleven uit. Al was er altijd wel één die vlak voor de wedstrijd voor een gulden aan smiles of een broodje bal (van de Piemer) met mayo naar binnen werkte. Rijnsburgers breken nou eenmaal graag regels.

Ik kan me een wedstrijd op veld 2 herinneren tegen Kagia C1. Het zou afgelast worden (om het zeker te weten moest je 21506 bellen, geloof ik). Zou, want Piet schepte kruiwagens vol zand en bereed dat op het veld. Om nou te zeggen dat het veld er lekker bespeelbaar van werd, nee. Boeide niet, we konden voetballen. We wonnen met 9-1 en ik maakte de negende. Zonder Piets inspanningen had ik die negende nooit gemaakt. Ik voel nog steeds de vreugde van die onbeduidende goal als ik er aan denk. Met dank aan Piet.

Ik weet nog dat Piet een Citroën BX had. Volgens mij een bordeaux rode. Dat was de gewone versie van de BX Sport waarmee Johnny Flodder zijn hottie Yolanda in Flodder I rond reed. Al had Piet zijn auto denk ik niet met een Polaroid foto betaald, zoals Johnny dat deed. Met zijn vaste team, Peter en Teun de Mooy, reden we dan naar uitwedstrijden. Piet was geen schijterd. Hij liet ons een keer tegen Ter Leede C1 spelen, op het voormalige sportpark daar aan de Menneweg. Zij waren een jaar ouder en de trotse koploper van de hoogste C-poule in de regio Leiden. Het zou niet slecht zijn als we een keer zouden verliezen. Alleen dat deden we niet. We wonnen er met 2-3. Zo had Piet een ander doel bereikt: nog meer zelfvertrouwen.

Tsja, het was een geweldig jaar onder Piet. Uiteindelijk kwamen we uit op – alles meegerekend – bijna 60 wedstrijden in één seizoen. Dat was ongekend. De kroon op het seizoen kwam uit bij Meerburg, waar we kampioen werden, onder andere door een magistrale vrije trap van Justin Zandbergen, strak in het kruis. Die dingen vergeet je nooit, dat seizoen vergeet ik nooit. Als klap op de vuurpijl kregen we aan het einde van het seizoen nog een prachtig door Piet in elkaar geknutseld  boekje, een samenvatting van het seizoen.  Het bevatte wedstrijdverslagen, statistieken, moppen en anekdotes. Hoe ouder je wordt, hoe leuker het is om zo’n boekje er weer eens bij te pakken. De lol van dat seizoen kwam voor een groot deel op het conto van Piet Heemskerk. Ik vind dat hij dat bij leven – cum vivit in het Latijn – mag horen. Dat verdient Piet, die ons een geweldig jaar schonk.

Bedankt Piet, het ga je goed!