J’aime la nostalgie (2)
Vorige week zaterdag was een prachtige dag. Mooi weer, RB won later op de dag van Spakenburg en ’s ochtends had ik het genot om een rondje over de velden te maken. Specifiek ging ik naar de F2, waar een neefje van me in speelt en het deed me zeer veel genoegen om te zien hoe leuk die jongens elkaar al weten te vinden. Af en toe nog wat egoïstisch, maar onmiskenbaar met de wil om goed voetbal te spelen. Aannemen, spelen. Het doet uiteraard ook je gedachten terug dwalen naar vroeger. Naar de tijd waarin je zelf die leeftijd had…en vooral naar later. In 1982 speelde ik m’n eerste F-wedstrijd. F-jes werden toen net opgezet! Je kan het niet geloven, maar F-jes waren toen ‘nieuw’. Leen de Stekel was trainer, altijd dribbelen en drijven, niks mis mee. Alles met de bal, zoals het hoort bij pupillen. Wat mij betreft zijn op jonge leeftijd allerlei moeilijke positiespel varianten onzin: een hoop junioren hebben zelfs op latere leeftijd een stuitend gebrek aan (pass- en trap)techniek. Laten ze dat eerst maar eens gaan ontwikkelen, maar dat terzijde.
Als slechtste van het team had ik vroeger het genot in een lichting te zitten die echt erg goed was. Waarschijnlijk één van de beste lichtingen die RB in alle jeugdjaren had. Op een gegeven moment zaten er 6 jongens van ons in het Leids Elftal en m’n goede vriend Jeroen de Mooij haalde zelfs het Zuid-Hollands elftal, als mid-mid. Linkshalf in dat team was… ja echt… Giovanni van Bronckhorst. Van sommige jongens is de carrière later wat bergafwaarts gegaan… Toch was het in die tijd normaal dat we van UVS en Quick Boys wonnen en ook Roodenburg ging er nog wel eens aan. Clubs die voor onze jeugdteams meestal een onneembare hindernis waren. Trainers als Paul van Oosten, John Kloppers, Paul Ricken en Paul Bahlmann gaven ons training en ook een nu regionaal bekende trainer als Nico van der Salm was onze oefenmeester.
Als het om Nico gaat heb ik een onuitwisbare herinnering. Eerst trainde hij ons in de D1 en later zelfs in de B1. Beide keren werd hij met ons kampioen, al was dat vooral door de kunde van z’n spelers, zonder nu te zeggen dat het zo’n waardeloze trainer was, want dat is niet zo.
Beste spelers van vroeger krijgen later vaak iets mythisch. En om de mythe in stand te houden zal ik onze beste speler van toen ‘Zannie’ noemen. Een schuilnaam werkt vaak zo. Zannie had in z’n rechterteen wat veel jongens in twee benen hadden. Een geweldige traptechniek, overzicht en een uitstekende balbehandeling. Echter zoals je vaker merkt had ook deze beste speler geen geweldige mentaliteit. Grillig, eigenzinnig en slecht te coachen. Doch, wat hebben we met hem gelachen! Ik schets de setting even: het was een koude winterdag in het seizoen 89-90. Het getik van de noppen verried een bevroren veld en ijs lag op de sloten. Maar trainen deden we, sommigen in korte broek! Zannie had de gewoonte voor de training zoveel mogelijk ballen op de goal te schieten, het liefst na het signaal ‘beginnen!’ Van der Salm stond naast het doel en buiten zijn zicht legde Zannie aan (hij zei soms, alleen niet toen: “nog 1x Niek!” ). Terwijl Nico de andere kant opkeek, het was -3 of zo, vertrok een kanonskogel. In een retrospectief visioen zie ik die bal nog steeds… De bal vloog van ca. 12 meter in een streep recht op het kruis af van de trainer. Ik ben slecht in natuurkunde, maar volgens mij is gewicht x snelheid de kracht waarmee iets aankomt. Als een mokerslag trof de bal ‘den eikel’ van Nico. Wat volgde was, hoe pijnlijk ook, hilarisch. Nico, die Oegstgeestse kakker die ons maar boeren vond, werd even ‘één van ons’. Een hartgrondig vloeksalvo volgde namelijk, alle fatsoen verdween in één klap tijdelijk uit zijn lichaam. De ijzig stoïcijnse reactie van Zannie zal ik alleen vergeten als, God verhoede het, Alzheimer mij treft. Met een stalen gezicht zei Zannie: “Sorry Niek”. En de grootmeester ging rustig de bal halen, die inmiddels meters verder lag, als getuige van een bijna machinale kanonsinslag. Tsja. Wij lagen allemaal krom van het lachen, wat de woede van de trainer natuurlijk verder initieerde! Je kan nog zo vaak kampioen worden, maar dit soort herinneringen, ja, die zijn het leukste!
Zo is dat ook met sommige wedstrijden. In de C1, onder Paul van Oosten, stonden we aan de poort van het kampioenschap. Met nog twee wedstrijden te gaan hadden we aan een gelijkspel thuis tegen QB genoeg om de week erop bij RCL kampioen te worden. En gelukkig was daar Henk de Scheve! Als leidsman tegen QB wist je dat er niet overdreven veel nodig was om wat ‘hulp’ van Henk te krijgen. In de laatste minuten van de wedstrijd stond het 3-3. De spanning steeg en een bataljon soms verhitte ouders stond billen knijpend langs de kant. En toen kwam daar de lont in het kruitvat: een zuivere pingel voor QB werd door Henk op de voor hem soms karakteristieke wijze weggewuifd: “hoe kom je d’r bij!” Toen enkele minuten later het verlossende eindsignaal klonk, begon het feest pas echt. Boze Katwijkse ouders op het veld en een keeper die helemaal ‘dul’ werd. Toen onze topspits Brian van Goethem deze doelman daarop op provocerende wijze duidelijk maakte dat het feest over was, kwamen zowel die doelman als zijn vader achter hem aan. Daarbij hadden ze één pech: Brian was echt één van de snelste spelers die ik ooit heb gezien. Dat beeld van die wilde vader en zoon, met uitpuilende ogen en ‘skeldend’ achter Brian aan…. ook zo’n geheugengriffer! Oh ja, de week erop werden we kampioen bij RCL. En Brian, die hebben ze niet te pakken gehad. Die stond een eind verder te lachen.
Over RCL gesproken… RCL, daar kwamen we in de A-tjes vaak. M’n gebrek aan talent duwde me al gauw richting A2, maar oh, die tijd had ik niet willen missen. Met leider Piet ‘Ernst’ Kralt, een prachtvent, met 7 man in z’n stationwagen naar uitwedstrijden. Piet zei nooit veel. Piet was rustig. Observerend. Een wijs iemand, dat kan je gerust zeggen. Dus als je dan te laat aankwam bij een uitwedstrijd, zoals een x uit bij RCL A1, bleef ie kalm. Het was meestal hetzelfde patroon: te laat aankomen, de tegenstander liep al een half uur warm, een in hun ogen zootje ongeregeld en… niet zelden een pak slaag voor de opponent. Die middag bij RCL was legendarisch: alleen Piet had een auto, dus hij moest 2x rijden. Gebeurde wel vaker… Toen we éénmaal op het veld stonden, de namen door de speaker waren omgeroepen(!) en Fredje de Kloes z’n cola en broodje frikandel net één minuut op had (die gedragsregels ook altijd, als het mentaal maar goed zit!) floot de arbiter voor aanvang. Ik hoor het een speler van RCL nog zeggen: “kat in het bakkie gasteh!!” Na 90 minuten stond er een 1-4 op het scorebord. Fred de Kloes was ongrijpbaar en wij liepen lachend van het veld. Volgens mij haalde Piet na afloop een kratje pils voor ons. En Piet nam een jonge jenever. Wat smaakten die biertjes lekker. En wat is voetbal dan leuk. Ontspannen, doch gedreven. Lachen, maar wel gaan. Gek doen, maar er meestal wel staan. Er zijn een hele berg Gogo-avondjes voorbij gegaan waarna je de volgende dag met een kater op het veld stond. Ik had het nooit willen missen. Allemaal onderdeel van dat steeds onmetelijker onderwerp dat ‘geschiedenis’ heet. Je moet altijd vooruit kijken. Maar soms, soms is terug kijken zó leuk!