Una corona blanca
Ik staar naar de beelden van Rijnsburgse Boys zingt ABBA uit februari 2020. Zoveel mensen, zo dicht bij elkaar. Ze schudden handen, huggen, zoenen en hoesten.
In een flits is een andere werkelijkheid ontstaan. Het nieuwe normaal. We leggen een hand op ons hart als begroeting of geven elkaar hoogstens een stompje met de vuist. We nemen anderhalve meter afstand in acht. We zijn alert. We hoesten in onze elleboog.
Ik vraag me af of we ooit nog eens Rijnsburgse Boys zingt George Baker zullen meemaken, zoals het vroeger was.
Una paloma blanca
I’m just a bird in the sky
There’s no one can take
My freedom away
Het maalt in mijn hoofd.
Vrijheid. Hoe vrij zijn we nog door corona? Neemt een Rijnsburger geen blad voor de mond maar wel een kapje?
Ik voel dat het tijd is om de zinnen te verzetten. Er zijn kriebels. Het is immers augustus, de oefenmaand bij uitstek. Normaal gesproken het decor voor zorgeloos zomeravondvoetbal.
Maar ja, corona.
Via een link vul ik een formulier in met daarop de nodige controlevragen. Nee, ik ben niet in thuisisolatie omdat ik direct contact heb gehad met iemand waarbij het coronavirus is vastgesteld. Ik heb dringend behoefte aan live voetbal. Rijnsburgse Boys tegen RKVV Velsen, een zondaghoofdklasser.
Ik print het formulier en lever dat in voordat ik de tribune opga. Dat is nodig en verplicht, om alle toeschouwers te kunnen registreren en achterhalen.
De besturen van de vereniging en de businessclub draaien overuren om de Middelmors coronaproof te maken. In no time is er een app gekomen om alles te kunnen bijhouden.
Op de telefoon van voorzitter Ad Hendriksen zie ik dat er vanavond 223 toeschouwers zijn. In de competitie is plaats voor maximaal 750 bezoekers, in plaats van voorheen zeker 3.000. Om het veld, achter de boarding, zijn gele stippen geverfd, op anderhalve meter van elkaar. Op de tribune zijn links en rechts van iedere zitplaats drie stoeltjes met rood-wit lint afgeplakt.
In het businesshome zijn symmetrisch statafels en krukken opgesteld. Je moet – en dat is echt het nieuwe normaal – aan de statafels blijven zitten. En je moet (lees ik op overal zichtbare tv-schermen) tafels en stoelen vooral laten staan.
Regels, regels, regels.
Van paniek is geen sprake in Rijnsburg. Ze houden wel de vinger aan de pols. En er is enige ongerustheid. Over wie dat alles zal betalen.
Misschien is het daarom dat ik, vanaf mijn positie op de tribune, halverwege de tweede helft maar twee in plaats van drie lichtmasten aan zie gaan.
Mijn gedachten dwalen af naar een andere oefenwedstrijd die ik zo’n veertig jaar geleden samen met mijn vader op Sportpark Schoonenberg in Velsen zag.
Telstar tegen Queens Park Rangers. Een bloedeloze wedstrijd, die steeds moeilijker te volgen werd door de invallende duisternis. De Engelsen maakten 0-1 en het bleef volledig stil in het stadion. Tot een grappenmaker riep: “Lichtmasten aan!”
Telstar had in die tijd nog geen kunstlicht.
Aan de overkant van waar wij stonden ging juist op dat moment onder de hoofdtribune een minuscuul lampje aan, waarschijnlijk boven een uitgang.
Daarop barstte een hartelijk applaus los en maakte het verder niet uit dat de thuisploeg verloor.
Terug in de realiteit in Rijnsburg is er voor mij meer te beleven dan destijds in Velsen. Want: het wordt ‘gewoon’ 5-1 voor de Boys, met fabelachtige doelpunten van artiesten als Max Hudepohl en Dani van der Moot. Jongens waar je voor naar het stadion gaat, of, in het nieuwe normaal: voor wie je een registratieformulier invult en print.
De oefenwinst maakt me chauvinistisch, zoals elk jaar in augustus, tijdens de voorbereiding.
Ik droom de Boys naar het kampioenschap. Ik zie de overwinning als een signaal, als een voorbode of, nog beter: als een witte duif die zo uit het Universum is gevlogen om het goede nieuws te verspreiden.
Al gauw weet ik mijn optimisme weer wat te relativeren.
Ik kijk naar de spelers van RKVV Velsen die richting de kleedkamer lopen.
Op hun shirts staat:
De Heer. Zeker weten.
Daar heb ik niets meer aan toe te voegen.