Bob Heeren

Column Bob Heeren: Het geheim van de Duinwetering

Het geheim van de Duinwetering

De ophaalbrug is steil en wiebelt een beetje. Hoog boven de kade stap ik aan boord van het grootste trawlerschip ter wereld, de Annelies Ilena.

Het schip is 144 meter lang en 25 meter breed en een drijvende fabriek voor het invriezen en verwerken van vele tonnen haring, makreel en blauwe wijting. Van die laatste soort wordt aan boord vispasta gemaakt die later op het land tot surimi of imitatiekrab wordt verwerkt. Wat er van de vis overblijft wordt vermalen tot vismeel.

Ik ben in de haven van IJmuiden, van waaruit mijn opa talloze malen als stuurman of kapitein op een koopvaardijschip is uitgevaren. Waar mijn vader, die in IJmuiden is geboren, meerdere keren afscheid van zijn vader moet hebben genomen om hem pas na langere tijd weer terug te zien.

De Annelies Ilena heeft negentig man personeel. Letterlijk, want er is geen vrouw te bekennen. De mannen wonen voor langere tijd op het machtige schip en hebben daarna een vergelijkbare periode vrij. Parlevliet & Van der Plas, of PP in de wandelgangen, is eigenaar van het schip.

Dirk-Jan Parlevliet leidt mij en een groepje van zo’n twintig (hoe kan het anders) mannen rond. 

PP is een belangrijke speler op de wereldzee als het om zeevissen gaat. Het is dus big business aan boord. De kapitein oogt charismatisch en ziet er als een kapitein uit: kort grijs haar, een snor, een ringbaardje en een zichtbare buik onder zijn visserstrui. Hij legt uit hoe het schip de vis ontdekt en hoe grote hoeveelheden daarvan snel in de machtige netten kunnen belanden, zonder bijvangst. En dat er absoluut nog veel vis in de zee overblijft.

Onder de indruk verlaat ik IJmuiden en lees op een bord langs de weg dat de stad een ‘Hart voor vis’ heeft. 

Ik rijd naar Noordwijk, waar ik iets ga uitvissen. Namelijk: de vraag waarom Rijnsburgse Boys op bezoek bij de v.v. Noordwijk vrijwel nooit wint. De Boys hebben dat al tien jaar niet meer gedaan.

Ik rijd door de Zandvoortsestraat, waar ik in 1980, tijdens het eerste jaar van mijn studie, in het huis van vrienden woonde. De straat is smal en aan weerszijden staan auto’s geparkeerd, wat navigeren moeilijk maakt. Ik staar naar het raam van de kamer waar ik, terwijl ik voor een tentamen strafrecht studeerde, op de radio hoorde dat een verwarde man John Lennon had vermoord.

Ik laat het weerzien met mijn adolescentie voor wat het is en parkeer bij het sportcomplex aan de Duinwetering dat sinds de jaren ’80 ingrijpend is gegroeid. In de lichte motregen hoor ik mijn naam roepen. Ik kijk verrast om me heen. Dan zie ik René Vletter, bestuurslid van de Businessclub van RBB, die in trainingspak en op voetbalschoenen een beheerst sprintje op een bijveld trekt.

“Ben je met de auto?” vraagt René, zonder mijn antwoord af te wachten. “Die van mij staat hier, kijk, ik doe hem open. Haal uit de achterbak even een pakketje!” Ik voldoe aan zijn verzoek. Het lijkt op de afhandeling van een schimmige deal, maar die associatie blijkt volkomen misplaatst. De businessclub trakteert haar leden op een voedzaam kerstpakket en een warme begeleidende tekst.

Ik betreed het stadion via de imposante trap van een enorm gebouw dat ook een onderkomen aan verschillende ondernemers biedt. Ik volg de bordjes naar het businesshome. De brede gang lijkt op die van een sanatorium, maar zodra ik het businesshome binnenkom voel ik me meer dan welkom.

Henk Hoogervorst, voorzitter van de v.v. Noordwijk, zit als enige in het midden van een enorme ovaalvormige tafel die over de breedte is geplaatst. Henk draagt zijn kenmerkende blauwe blazer en hij heeft een sjaal om. Zijn indrukwekkende uitstraling doet me denken aan die van de kapitein van het trawlerschip.

Ik ken Henk al jarenlang, ook omdat we samen succesvol zaken hebben gedaan. Ik vind hem een vredelievende man die vaak relativeert, maar tegelijk een sterke focus heeft op resultaat. Die combinatie van deugden vinden ze bij de v.v. Noordwijk kennelijk aantrekkelijk, want Henk is er al 26 jaar voorzitter, de laatste paar jaren ook van de businessclub.

Ik hoor Henk zeggen dat ‘Noordwijk maar een klein cluppie is dat niet van die enorme budgetten heeft zoals bijvoorbeeld Rijnsburg’ en dat de ploeg het dus van ‘hard werken en creativiteit’ moet hebben. Op mijn vraag hoe het dan komt dat Noordwijk thuis altijd van Rijnsburg wint, antwoordt hij op zijn bekende, laconieke wijze.

“Het is maar een spelletje.”

Henk heeft in dat spelletje nog altijd plezier en zijn medebestuursleden ook. Hij beschouwt hen als vrienden met wie hij soms naar Torremolinos gaat, waar Henk een appartement heeft. Een van die vrienden is Pieter Vink, de bekende oud-scheidsrechter die er ook na zijn actieve carrière als een heer uitziet.

Henk en Pieter beklagen zich over het wat al te grote gemak waarmee sommige concurrenten de transferregels omzeilen. Ook hekelen ze de regelzucht van de voetbalautoriteiten. Ze pleiten voor wat meer onderling respect en laissez-faire.

Ik vraag of die laatste insteek iets met het succes van het eerste Noordwijkse team te maken heeft. Tenslotte moet ik hier een mysterie oplossen.

“We hebben veel oud-spelers in de technische staf, we geven de jeugd een kans, we scouten goed en we hebben een trainer die een team kan maken”, sommen Henk en Pieter op.

Het wordt ondertussen drukker en vooral luidruchtiger in het businesshome. Dat laatste houdt rechtstreeks verband met de entree van een legioen aan Rijnsburgse sponsoren. Geen daarvan lijkt gebukt te gaan onder de ongekend lage klassering van de Uien op de ranglijst.

Niemand van hen kan mij een bruikbaar antwoord op de vraag geven waarom Rijnsburg hier altijd verliest. Misschien komt het door het kunstgras, of dat Noordwijk ‘vrij fysiek’ speelt, maar die argumenten overtuigen mij in het geheel niet.

Ik nestel me op de tribune. Aan weerszijden van het veld zijn huizen. Ik zie niemand uit het raam van een zolderkamer naar de wedstrijd kijken, wat ik zeker zou doen als ik daar zou wonen.

Noordwijk dringt Rijnsburg in het eerste halfuur ver op eigen helft terug. De duisternis valt in. Het licht van de lampen rond het veld weerkaatst in de regen waardoor het kale en harde kunstgrasveld lijkt te glimmen.

Dan komt Rijnsburg via een penalty uit het niets op 0-1. Om me heen hoor ik mompelen dat dit met een ‘ondoorgrondelijke voetbalwet’ te maken heeft. Na de pauze bouwen de Boys hun voorsprong gestaag uit. Een wonder lijkt zich te voltrekken, al zitten de Rijnsburgse supporters nog steeds niet rustig.

“Als we nou gewoon blijven voetballen is er niets aan de hand” hoor ik iemand zichzelf moed inspreken. Pas in de blessuretijd, waarin de uiteindelijke 1-4 valt, halen de Rijnsburgers opgelucht adem.

Uit het verbale gedrag op de tribune blijkt overigens niets van Rijnsburgse spanning. Een dame met grijs haar die een rij voor me zit kijkt duidelijk verstoord achterom als de Rijnsburgse fans hard applaudisseren voor de scheidsrechter, omdat die in hun ogen eindelijk een Noordwijkse overtreding met een vrije schop bestraft. Ze tuit haar lippen uit waarschijnlijke verontwaardiging. Toch zegt ze niets terug, wat symptomatisch lijkt voor de kleine, trouwe harde kern van Noordwijkse fans die volgens Henk en Pieter ‘nooit voor overlast zorgt’.

Na afloopt wurmt Henk Hoogervorst zich in zijn blazer met sjaal met de statigheid van een patron door het overvolle businesshome, waarbij hij handen tekortkomt om zijn Rijnsburgse vrienden sportief te feliciteren. Ik hoor hem ook zeggen dat het een k(…)wedstrijd was, waarmee hij een extra menselijk trekje toont.

Ik maak de balans van de dag op.

De spelers van Noordwijk en Rijnsburg zorgden voor een ongekende plottwist. De Rijnsburgse droogte van tien jaar zonder winst is doorbroken.

Stiekem denk ik het geheim van de langjarige Noordwijkse onoverwinnelijkheid in eigen huis te hebben ontrafeld. Het is een toverspreuk die ze ook in Rijnsburg kennen en die maakt dat de beide verenigingen elkaar zo goed verstaan.

Het is de kracht van familie. De meerwaarde van samen. Het geloof in een resultaat als je dat resultaat zelf durft los te laten. Als je met z’n allen wil winnen en je tegelijk beseft dat voetbal maar een spelletje is. Als je na afloop een biertje met je vrienden van de tegenstander drinkt.

Als je een hart voor voetbal hebt.