Bram van Egmond

Column Bob Heeren: Gele jasjes


Niemand kijkt verbaasd als ik opeens in het home van de stewards opduik, een voormalige kleedkamer in de gang rechts naast de fanshop.
Ze hebben hun huiskamer zelf ingericht, de dertien vaste stewards van de Rijnsburgse Boys: Kees, Henk, nog een Henk, Dick, Lewina, Edward, Patricia, Leen, Hans, Henk-Jan, Aad, Gijs en Marco. Plus hun aanvoerder, veiligheidscoördinator Nico van den Kerkhoff.
Aan het plafond hangen sjaals van voetbalclubs. Er is een ovale tafel met makkelijke stoelen. Ik zie trofeeën, voetbalfoto’s en een koelkast, met daarin twee vaatjes bier.
Vroeger zetten wij altijd een fles wijn koud als beloning na een kinderpartijtje. Zodat de alcohol de nagalmende kinderstemmen kon verdoven en de herinnering aan speeltuin en speurtocht roze kon kleuren. Het koude bier van de stewards dient een vergelijkbaar doel in de grotemensenwereld, waarin oudere kinderen ruzie kunnen maken om een spelletje met een bal.
Ze hebben er zin in, de stewards. Al hebben ze er een week van hard werken op zitten. Of is dat juist wat hun andere werk op zaterdag zo leuk en afwisselend maakt.

De spelersbus van TEC uit Tiel arriveert. Een van de stewards vangt de bezoekers op. Het symbool van veilige Rijnsburgse gastvrijheid.
Nico heeft van het bestuur van TEC gehoord dat men hooguit dertig supporters mee naar Rijnsburg neemt. Tijdens de wedstrijd tellen we er aan de overkant van de tribune echter nauwelijks vijf, met misschien elders in het stadion nog een paar verdwaalde fans.
Uit veiligheidsoogpunt is het vandaag dan ook een rustige dag. Een wedstrijd van het type A. Geen verhoogd risico (type B) als bijvoorbeeld supporters van een andere club via sociale media hebben laten weten langs te komen. Ook geen echte risicowedstrijd (type C), waar er eigenlijk maar vier van zijn: thuis tegen Quick Boys, Katwijk, Spakenburg of IJsselmeervogels.
Nico hoort en ziet alles. Door de week bereidt hij zich zorgvuldig op de wedstrijd voor. Heeft hij contact met het Rijnsburgse bestuur, de tegenstander, de politie en als het moet met burgemeester en wethouders. Op donderdag stuurt hij een briefing naar de collega stewards. Deze keer was daarin alleen de aankondiging van mijn aanwezigheid relevant nieuws.
In de hoek van het veld staat een elektrisch tourniquet dat potdicht kan blijven. Handig als rivaliserende supporters massaal naar binnen willen stormen. Mooi dat net daarboven het reclamebord van mijn kantoor hangt. ‘RWV Advocaten: voor de beste verdediging’.
De aanschaf van het moderne draaihek is een bewijs dat het bestuur van de club de adviezen van de stewards serieus neemt. Ook hier werken officials en vrijwilligers van de vereniging vanzelfsprekend samen.
Steward word je niet zomaar. Je moet vier avonden naar school om het Steward Certificaat te behalen. Dan krijg je een portofoon met een oortje en natuurlijk die kenmerkende lichtgevende gele jas met grijze strepen. Met een V op de linkerborst, het officiële keurmerk van de echte steward.
De V van Veiligheid en Verzorging.
Een steward zorgt namelijk niet alleen voor de controle van de toegangskaarten, voor het voorkomen en aanpakken van vandalisme, voor het begeleiden van spelers en (assistent) scheidsrechters naar en van het veld, maar ook voor het verlenen van eerste hulp. Zoals laatst, toen iemand op de tribune een maagbloeding kreeg.
De stewards nemen hun positie in bij alle in- en uitgangen. Patricia en Lewina voelen zich two of the guys. Of ze zien de mannen als twelve of the girls. Want niemand maakt zich hier druk om sekseverschillen. Iedereen weet wat hem of haar te doen staat.

Het is een geoliede gele machine die bijna onzichtbaar acteert.
Aad en Kees zijn hoofdstewards. Aad beheert het gebied rondom de ingang bij de kantine. Voordat hij zijn gele jas aantrekt zie ik een indrukwekkende spierbundel, die verraadt dat niet veel raddraaiers ruzie met hem zullen willen maken. “Dat soort supporters hebben wij ook niet”, zegt Aad. “Ze houden van een geintje, maar meer ook niet. Bovendien: ik ken ze bijna allemaal van toen het nog zulke ventjes waren. En ze kennen mij”.
Kees is de koning van de spelerstunnel en de dug-outs. Hij zorgt voor de coördinatie met de radiokamer. Hij geeft een seintje als de countdown voor de opkomst van de spelers en de arbiters kan beginnen. Hij geeft door wie gewisseld wordt en wie gescoord heeft. Omgekeerd informeren de mannen van boven de stewards als er reden voor actie is.
Het geluk van Nico zou compleet zijn als de club een CTV-camerasysteem aanschaft. Dat kost veel geld, maar dan heb je ook wat. Dan kun je alles waarnemen en bijbehorende maatregelen treffen. Als iemand vuurwerk afsteekt bijvoorbeeld, wat absoluut verboden is en hoge boetes oplevert. Of een wedstrijd zonder publiek. Wat nog meer geld kost.
De wijkagent komt langs en schudt handen. Hij zegt dat hij komt om te netwerken. Dat heeft hij kennelijk vaker gedaan, want hij kent iedereen en iedereen kent hem.
Nico en ik kijken samen voetbal. Het spel zorgt voor weinig opwinding. Dan klinkt, ver in de tweede helft, opeens een keiharde knal. Voor ik kan kijken, zijn Nico en Aad al onderweg. Het blijkt loos alarm. Iets uit de sporthal. Een rotje in de kleedkamer van de korfbalclub, al is dat geen sport voor hooligans.
Het wordt een perfecte middag, Rijnsburg wint met 1-0 tegen tien man uit Tiel vanwege een late rode kaart.
Tegen vijf uur komen de vaatjes bier in het home op tafel. Aad brengt twee grote schalen met gefrituurd lekkers uit de kantine mee. Cadeautje van het bestuur.

De stewards evalueren hun werk en praten over het weekend. Vandaag is het gelukkig niet nodig om spanningen uit te praten. En hebben ze gewoon de wedstrijd kunnen zien, wat bij een risicowedstrijd niet lukt.
Als ik het home heb verlaten zie ik op de spelersbus van de tegenstander de woorden:
TEC Tiel
Wat me doet denken aan een middel tegen roest. Tegen het kwaad in de samenleving dat altijd op de loer ligt. Ook bij een voetbalwedstrijd in de Tweede Divisie.
In Rijnsburg krijgt die zonde gelukkig weinig kans. Roest rust in Rijnsburg.
Door onze eigen gele jasjes.