Bram van Egmond

Column Bob Heeren: Presenteren met heren

Presenteren met heren

Het is 1968. Ik ben zes en zie hoe Dick van Dyke in de film Chitty Chitty Bang Bang een machine bouwt die automatisch het perfecte ontbijt bereidt. Ik weet meteen wat ik later wil zijn. Uitvinder.
Al snel ontdek ik twee linkerhanden en in het geheel geen gevoel voor techniek te hebben. Ik formuleer mijn droom daarom anders. Ik word uitvinder van woorden. Gesproken en geschreven. Met de wereld als mijn toneel.
Aan inspiratie heb ik geen gebrek. Mensen en hun gedrag fascineren me. Al in de kinderwagen had ik in Artis meer aandacht voor de bezoekers dan voor de dieren in hun kooien.
Vanaf dat moment grijp ik iedere gelegenheid aan om woorden, mensen en podium te verbinden.
Als ik hoor dat vriend en partner in business Wim van der Plas in ‘mijn’ businessclub ‘wat over zijn bedrijf gaat zeggen’, stel ik dan ook voor om hem te interviewen.
Wim zegt met zijn duidelijke en vooral luide stem dat hij dat ‘best’ vindt.
In het businesshome op de Middelmors zitten ongeveer honderd mensen netjes en in mijn beleving wat stiller dan anders op krukken aan hoge statafels. Ze krijgen een kant-en-klaar opgeschept bordje met nasi, saté, ei, atjar en kroepoek geserveerd door onvermoeibare vrijwilligers.
Er worden in hoog tempo drankjes geschonken, zoals het fameuze ‘snippertje’ waar Rijnsburgse Boys-icoon Cees Driebergen patent op heeft. Beetje vieux, de rest cola.
Wim en ik gaan zitten op barkrukken die ergens in het midden van het businesshome zijn opgesteld. Ik wil openen met iets van ‘dames en heren’, maar zie alleen zwijgende mannen. Als ik die bevinding met de zaal deel, steken gelukkig twee vrouwen hun vinger op.

Wim zegt dat hij een Katwijker is die in Rijnsburg iets over bloemen komt vertellen en dat hij dat op voorhand dus een uitdaging vindt. Wim weet hoe hij zijn publiek moet bespelen.
Ik vind het niet moeilijk om hem te interviewen. Als ik wat vraag antwoordt hij makkelijk en uitgebreid. Veelvuldig laat hij weten dat ik een ‘goede vraag’ stel. Ik kijk of iemand in de zaal dat doorgestoken kaart vindt, maar ontmoet enkel stoïcijnse blikken.
Was Wim vroeger directeur van ‘Van der Plas’, nu is hij CEO van Floral Trade Group, met als basis Rijnsburg. Een verzameling bedrijven met ieder een eigen merk en specialisme, allemaal gekenmerkt door de kernwaarden betrokken, verbinding en ondernemend. Ze zijn actief in drie divisies: vakhandel, retail en e-tail.
Floral Trade Group is een familiebedrijf van de broers Wim, Hans, Henk en Anton van der Plas en hun ‘aangenomen broer’, Rijnsburger Cees de Mooij. Het bedrijf ‘doet’ driehonderdvijftig miljoen omzet per jaar, verkoopt twintig miljoen stelen per week en heeft duizend werknemers. De eenmanszaak die vader Van der Plas vijftig jaar geleden begon is zo zoetjes aan volwassen geworden.
Ik spreek de vraag uit die bij de Rijnsburgers vast op de lippen brandt en die – zo kondig ik aan – ik niet aan Wim ga stellen.
‘Wat houd je daar nou aan over?’
Het lukt Wim om Katwijker onder de Rijnsburgers te zijn. En alhoewel niet alle aanwezige sponsoren handelaars in bloemen zijn, heb ik het gevoel dat zijn verhaal bij iedereen aankomt.

“Je moet een droom hebben”, zegt Wim (ik denk meteen terug aan vroeger). “En dan is het een kwestie van durven en doen, vasthouden aan je waarden en net iets meer presteren dan de klant van je verwacht.”
Ik denk dat het zo dus best eenvoudig kan zijn om een miljoenenbedrijf te bouwen. Ik kijk naar een sheet op de powerpointpresentatie van Wim waarop het kernwoord van Floral Trade Group staat.
Flourishing
Ik zoek naar een vertaling. Ik kom uiteraard op ‘bloeiend’, maar maak ik er (als ik Wim observeer) ook ‘een staat van blijheid, geloof, vertrouwen en optimisme’ van.
In mijn ooghoeken zie ik dat we een half uur bezig zijn. Ik rond het interview af. Het moet op vrijdagavond tenslotte niet op werken gaan lijken.
Een bezoeker loopt langs en zegt: “Mooi gesproken, Wim. Top.” “Bedankt man”, bast Wim terug. Daarmee is de evaluatie van het interview een feit. Er worden meer biertjes getapt en snippertjes gedronken.
Op de terugweg rijd ik langs het huis van Cor van Duyn. Rijnsburgs fenomeen, kweker, eigenaar van hotels, zakenman in iedere vezel en vooral: een uitgesproken persoonlijkheid met een geheel eigen woordenschat.
In 1996 wil ik ook graag presenteren en vraag ik Cor om met mij een duet te zingen tijdens een avond van de Lions in De Voorhof. Ik lok hem met een nieuwe tekst op zijn lievelingslied. Rode Rozen. Van Jantje Koopmans.
We zingen en net als Jantje dragen we allebei een strooien hoedje.
Bloemen groeien en bloemen bloeien
Wat een kracht, waar dit dorp uit bestaat
Bloemen groeien, en bloemen bloeien
Waar heel Rijnsburg steeds voor gaat
Licht en warmte, voor alle mensen
In de kas een beetje meer
Bloemen bloeien, en bloemen groeien
Hier in Rijnsburg telkens weer
Ik laat mijn gedachten stromen. Het staat voor mij vast dat bloemen mensen kunnen verbinden. En dat waar mensen zich met elkaar verbinden, ze hun eigen dromen en die van anderen kunnen waarmaken. Dat hebben we vanavond weer gehoord.
Een aangenaam gevoel komt in me op. Ik zoek naar het juiste woord voor wat ik ervaar.
Flourishing.