Bram van Egmond

Column Bob Heeren: “Mamma Mia Middelmors”

Mamma Mia Middelmors

Bij de ingang van de kantine stuit ik op een paar stevige kerels in zwartleren jasjes. Ik heb geen kaartje voor Rijnsburgse Boys Zingt ABBA. Omstandig leg ik uit dat ik kom optreden.
De mannen zeggen niets, maar wijzen in de richting van een verlichte dansvloer met rode en gele vlakken. Ik loop over het gladde oppervlak en zie, afgescheiden door dranghekken, een podium met een orgel, een drumstel, een gitaar en vier microfoons. In de hoek draait de diskjockey warm.

Aan de achterwand en op de grond voor het podium is op tv-schermen de titel van het eerste ABBA-liedje te lezen.
Welkom terug in de jaren ’70.
De gasten druppelen binnen. Organisator en bestuurslid Karly van Duivenvoorde heeft meer dan driehonderd toegangskaarten verkocht. Ik heb het idee dat de beveiligers bij de ingang daar niet naar vragen. Controle is goed, vertrouwen is beter.
Welkom in Rijnsburg.
Het volume van de muziek zwelt aan. Voor mij staan atletisch gebouwde jongens om een statafel. Ze spelen steen-papier-schaar, kennelijk om te bepalen wie de vaatjes bier gaat halen. In het midden ligt een gezinszak borrelnoten. Ze drinken en kaarten.
De zaal raakt nu goed vol. Het publiek is behoorlijk gemengd. Jong en oud lijkt elkaar te kennen, maar daar verbaas ik me hier allang niet meer over.
Er wordt wel gedanst, maar het is vooral gezellig bewegen. Met een glaasje erbij. Kannen bier, witte wijn, spa en mixdrankjes uit een blikje.
Achter de kantine is in een van de voormalige kleedkamers een Red Room voor de artiesten ingericht. Op een tafel staan sigaretten in glaasjes, een doos sigaren, borrelnoten, wijn, bier en fris. Het staat er blauw van de rook tussen de jassen en broeken met glitters. Die komen uit het magazijn van Daan de Mooij, een Rijnsburgs rasartiest. Daan doet zijn naam eer aan. Onder zijn handen en die van zijn assistente wordt iedereen prachtig.

De zaal is inmiddels stampvol. De sfeer is ontspannen, vrolijk en vooral: kameraadschappelijk.
Het is playback time. ABBA herleeft door een combinatie van uitgekiende choreografie en ongekend enthousiasme. Gewone mannen en vrouwen en zelfs voetballers uit de selectie overwinnen hun podiumvrees en laten zich zonder gêne zien.
Daar geniet ik van. Ook van het feit dat ik het allemaal mag observeren en vastleggen. Af en toe schiet ik een plaatje, terwijl hoffotograaf Jan Jungerius de echte foto’s maakt.
En dan opeens slaat de twijfel toe. Ik voel me een indringer die hier is om (op z’n Rijnsburgs) ‘een stukkie’ te schrijven. Een advocaat die zo nodig moet bloggen. Een sponsor die een keer in de kantine komt en daar meteen iets van moet vinden.

Ik denk daarover na terwijl ik me op het toilet omkleed. Ik verschijn in de Red Room op blokhakken in een ietwat korte lange broek, een glimmende blouse met ruches en een glitterjasje. Daan zet een blonde pruik bij me op en poedert en stift erop los.
Dan spreekt Gerard van der Meij, die pas een paar uur weet dat hij de artiesten mag aankondigen. Een natuurtalent. Hij kondigt me aan als advocaat, sponsor en schrijver van stukjes op de website.
En vooral: als voetbalfan. Meer in het bijzonder: als supporter van de Uien. Die uitspraak laat al mijn twijfels als sneeuw voor de zon verdwijnen.
Ik loop naar het podium en zing. Thank you for the music.
Mijn hart maakt verbinding met de dansvloer. Met de hele kantine. We zwaaien naar elkaar.
Ich bin ein Rijnsburger. Of beter:
Rijnsburgse Boys: I love you.
I do I do I do I do I do.