Bram van Egmond

Keeperspost

Deze Keeperspost van keeperstrainer Henk Postma gaat over het spelletje dat voetbal heet.
Ik kom zelf uit het tijdperk dat ik eerst mijn zwemdiploma moest halen en pas daarna op voetbal mocht. Dat was in de vierde klas van de lagere school op de Emmaschool. Ik ben begonnen als linksbinnen. In die tijd voetbalde je met vijf spelers in de voorhoede: een midvoor, een linksbinnen, een linksbuiten, een rechtsbinnen en een rechtsbuiten. Als dat geen aanvallend voetbal is dan weet ik het niet. Het middenveld bestond uit een links en rechts buiten, de achterhoede was een stopperspil een links en rechts achter. stonden. Na de wedstrijd gingen we in een groene keet een versgebakken amandelbroodje halen van bakker Ravensbergen. Op donderdagavond ging je op de deurmat liggen wachten op een kaart van Rijnsburgse Boys met daarop de tekst ‘U bent uitgenodigd voor de wedstrijd Rijnsburgse Boys tegen…  Uw positie is linksbinnen’. YES: ik mag spelen en ik sta geen reserve.
Mijn eerste trainer liep met een trommel op het veld. Hoe sneller hij trommelde hoe harder je moest lopen tussen twee pylonen, een soort intervaltraining. Misschien een idee voor Pieter? Mijn hoogtepunt als ik praat over trainers was Atte Bouma, een trainer die kwam van SC Cambuur. Halverwege het seizoen werd hij als trainer aan ons gepresenteerd. Atte Bouma selecteerde niet op kwaliteiten maar op je sterrenbeeld. Ik ben van 12 oktober en dus een weegschaal. Daardoor viel ik af.
Nu het spelletje dat voetbal heet. Wij vinden voetbal soms wel érg belangrijk. Het lijkt wel of de wereld ervan afhangt. De jeugd stoppen we vol met de meest moeilijke termen. In de JO10 hoor ik ouders roepen: kantelen, ingedraaid staan, opendraaien, positie houden, net alsof jongens op die leeftijd luisteren naar wat er van de kant geroepen wordt. De oudere jongens worden volgestopt met looplijnen en termen als huisje met de punt naar boven. Zelfs ik met vijftig jaar ervaring denk weleens: waar gaat dit over?
Het komt regelmatig voor dat spelers van RBB gescout worden door BVO’s, betaalde clubs en dan trots naar een BVO gaan in de veronderstelling dat ze prof worden. Deze in mijn ogen veel te jonge kinderen mogen drie, vier keer in de week naar de betreffende sportvereniging voor trainingen en op zaterdag voor de wedstrijd. Vaak draait het hele gezin om de speler, alle aandacht gaat naar het talent. 
Maar het komt vaak voor dat deze spelers net zo makkelijk weg worden gestuurd en dan komen ze weer terug bij de amateurvereniging. Waar wij als trainers dan mee te maken, hebben is dat de ouders teleurgesteld zijn. Elke ouder kijkt met een gekleurde bril en de jongen is gewend aan veel aandacht van de trainersstaf en opeens is dat er niet meer. Nu moet hij het weer zelf doen en ook moeten ze spelen met jongens die minder zijn dan bij de BVO. Je kunt op je vingers natellen dat deze jongens in een diep gat vallen: trainen op een ander niveau, spelen op een ander niveau en trainers van een ander niveau. Je ziet dan vaak dat deze jongens hun motivatie verliezen, hun plezier verliezen, dingen eisen die niet meer mogelijk zijn, en dan komt de rol van de ouders om te hoek kijken. Hoe gaan zij daarmee om? Laten zij hun kind nog steeds geloven dat hij terug kan keren op BVO-niveau of gaan zij met hun kind aan de slag om hem het plezier terug te geven in het spelletje dat voetbal heet.
Naar mijn mening wordt de lat vaak te hoog gelegd. We willen direct van JO10 naar een profcontract. Ik ben meer van het maken van kleine stapjes. Zorg dat je de beste bent in je selectie-elftal JO10, JO12 enzovoorts. Dan van het selectieteam West II naar het tweede en dan het eerste. Het is vooral een kwestie van geduld hebben en beseffen: het is maar een spelletje dat voetbal heet.